I. Het voorzitterschap
1. Bij het begin van de legislatuur doet de uittredende ondervoorzitter
dienst als voorlopig ondervoorzitter, of bij ontstentenis, door het oudste
parlementslid met de grootste anciënniteit.
De voorlopige ondervoorzitter doet tevens dienst als ondervoorzitter
wanneer de ondervoorzitter niet beschikbaar is.
2. De voorzitter zal aan het begin van de zitting, en uiterlijk drie
dagen na de benoeming van het parlement oproepen om kandidaturen in te
dienen voor het ondervoorzitterschap. Drie dagen na opening van de kandidaturen
zal de stemming beginnen over het ondervoorzitterschap.
3. De voorzitter handhaaft de orde en waakt over de naleving van het
reglement; legt de data van de stemmingen vast; geeft kennis van de beslissingen
van het parlement.
De ondervoorzitter neemt de taken van de voorzitter op zich bij diens
afwezigheid en spreekt in naam van het parlement en overeenkomstig de wens
van het parlement.
II. Het indienen van wetsvoorstellen
4. Elk parlementslid en elk regeringslid kan wetsvoorstellen indienen
door een nieuw onderwerp te beginnen op het parlementair forum waar men
de tekst van het wetsvoorstel vermeldt, samen met een eventuele verklaring
van de redenen voor het voorstel en een uitwerking van wat men beoogt met
de afzonderlijke artikelen.
Voorstellen die het parlement heeft verworpen, kunnen niet opnieuw
worden ingediend tijdens dezelfde legislatuur.
5. De indiener van een voorstel kan dit voorstel intrekken, ook al
is de bespreking reeds begonnen. Indien een ander parlementslid het voorstel
overneemt, wordt de bespreking echter verdergezet.
III. De begroting
6. Indien de begroting niet is ingediend door de regering ten laatste
30 dagen voor de aanvang van de begrotingsperiode, staat het de parlementsleden
vrij zelf een begroting in te dienen.
7. De begroting wordt steeds prioritair behandeld door het parlement.
8. De ondervoorzitter vraagt de regering of de bevoegde minister om
uitleg indien ten laatste 50 dagen na het verstrijken van de begrotingsperiode
de eindregeling van de begroting nog niet is ingediend. Het antwoord moet
binnen een termijn van zeven dagen worden gegeven op het parlementair forum.
IV. Het parlementair debat
9. Onmiddellijk na de indiening van een wetsvoorstel staat het de parlementsleden
vrij over het voorstel te debateren en amendementen in te dienen. Zodra
de stemming over een voorstel aanvangt, is het debat gesloten en kunnen
er geen amendementen meer ingediend worden.
Na aanvang van de stemming kan elk lid enkel nog een korte verklaring
voor een eventuele onthouding afleggen. Een stemverklaring geeft geen reden
tot antwoord.
10. Voor elk onderwerp worden principieel vijf dagen voorzien om te
debatteren. Indien tenminste twee parlementsleden het noodzakelijk achten,
zal de debatperiode tot tien dagen verlengd worden. Indien de voorzitter
deze tijd verder wil verlengen tot meer dan tien dagen, moet het parlement
hiermee akkoord gaan.
11. In het debat houden de parlementsleden zich aan het onderwerp van
het debat. Wijkt een spreker af van het onderwerp, dan roept de voorzitter
hem terug tot het eigenlijke onderwerp.
Wijkt een spreker drie keer af bij de bespreking van hetzelfde onderwerp,
dan kan de voorzitter verdere tussenkomsten van de spreker laten verwijderen.
In voorkomend geval heeft enkel de spreker het recht om zich in ’n korte
boodschap te verantwoorden en eventueel een beroep te doen op het parlement
om de sanctie ongedaan te maken.
12. Het is altijd toegestaan om te wijzen op het reglement of om een
voorstel in te dienen een voorafgaande vraag te stellen aan het Gerechtshof
of de senaat.
13. Beschuldigingen van kwade bedoelingen en persoonlijke beledigingen
zijn verboden. Het is steeds toegestaan om te antwoorden op een persoonlijk
feit. Het antwoord mag niet langer zijn dan tweemaal het persoonlijk feit
en mag geen nieuw persoonlijk feit bevatten.
14. Geen buitenstaander mag berichten plaatsen in het parlementair
forum. Overtreders stellen zich bloot aan gerechtelijke vervolging. Uitgezonderd
zijn die buitenstaanders die op vraag van het parlement deelnemen aan een
specifieke discussie of discussies in het parlementair forum. Een buitenstaander
is elk individu dat noch een parlementslid, noch een regeringslid.
V. Amendementen
15. Ieder lid heeft het recht amendementen voor te stellen. Amendementen
moeten rechtstreeks verband houden met het wetsvoorstel als men een artikel
wil toevoegen, of met het artikel dat ze willen wijzigen. De verwijdering
van een artikel is geen amendement.
16. Bij elk amendement vermeldt de indiener op welk artikel of amendement
ze betrekking hebben, of na welk artikel hij het amendement wenst in te
voegen.
17. Na de artikelsgewijze stemming van een wetsvoorstel kunnen geen
amendementen op het voorstel meer worden ingediend.
VI. Controlefunctie van het parlement
18. Parlementaire vragen worden nauwkeurig en bondig gesteld en hebben
een actueel karakter. Niet ontvankelijk zijn:
- vragen betreffende persoonlijke gevallen;
- vragen die enkel het inwinnen van juridisch advies beogen;
- vragen over een onderwerp waarover reeds een interpellatieverzoek
of een wetsvoorstel werd ingediend.
De voorzitter oordeelt over de ontvankelijkheid; het parlement kan
desgewenst het oordeel van de voorzitter vernietigen.
19. De regering geeft antwoord op de ontvankelijke vragen binnen een
termijn van zeven dagen. Het antwoord geeft geen aanleiding tot debat of
tot het indienen van een motie.
Elk parlementslid kan een interpellatie houden naar aanleiding van
het antwoord van de regering; het lid geeft in voorkomend geval duidelijk
aan dat zijn bericht een interpellatie betreft. De interpellatie wordt
ingediend in hetzelfde onderwerp waar de betrokken vraag werd gesteld.
20. Interpellaties kunnen door de voorzitter onontvankelijk verklaard
worden indien maximaal twintig dagen eerder reeds een interpellatie werd
gehouden over hetzelfde onderwerp. Het parlement kan desgewenst het oordeel
van de voorzitter vernietigen.
Aan een interpellatie kan een bijkomende interpellatie worden toegevoegd
door een ander parlementslid, op voorwaarde dat de bijkomende interpellatie
hetzelfde thema betreft.
21. De regering geeft antwoord op de ontvankelijke interpellaties binnen
een termijn van tien dagen. Na het antwoord van de regering kan het parlement
nog zeven dagen debatteren over het antwoord. Daarna wordt de discussie
gesloten, tenzij er een motie werd ingediend. Een motie kan niet worden
ingediend na de sluiting van de discussie.
22. Een motie ligt 24 uur na de indiening voor ter stemming; de stemming
wordt enkel opgeschort indien een prioritaire motie wordt ingediend. Volgende
moties kunnen worden ingediend naar aanleiding van een interpellatie:
- een motie van vertrouwen;
- een motie van wantrouwen, die ertoe strekt de regering of de bevoegde
minister een blaam te geven;
- een motie van aanbeveling, waarin het parlement zich niet uitspreekt
over de regering.
Moties van vertrouwen hebben voorrang op moties van wantrouwen, die
voorrang hebben op moties van aanbeveling.
Wordt een motie aangenomen, dan vervallen de andere moties met betrekking
tot hetzelfde onderwerp.
VII. Parlementaire stemmingen
23. De voorzitter legt voor elk ingediend wetsvoorstel een begin- en
einddatum vast om te stemmen. Een stemming duurt in principe vijf dagen
en minimaal drie dagen.
Op vraag van een meerderheid in het parlement kunnen de begin- en einddatum
van een stemming worden gewijzigd.
Eenmaal de stemming is aangevangen, kan het ogenblik noch de duur van
de stemming gewijzigd worden.
24. Het parlement stemt door berichten van de leden op’t forum in het
onderwerp waarover gestemd wordt, of door mails van de leden naar de voorzitter.
De eindstemming van een wet en de stemming van een motie gebeurt steeds
op het forum.
De artikelsgewijze stemming gebeurt via mail, tenzij de voorzitter
of het parlement anders beslist.
Benoemingen of voordrachten worden gestemd via mail.
25. Elk besluit wordt genomen bij volstrekte meerderheid, behalve benoemingen
of voordrachten, die geschieden bij relatieve meerderheid.
26. Indien een lid na de beëindiging van een stemming door de
mededeling van het resultaat door de voorzitter, verklaart zich vergist
te hebben bij de stemming, heeft dit geen gevolgen voor het resultaat van
de stemming.
27. De artikelsgewijze stemming en de stemming over het geheel van
het wetsvoorstel kunnen niet plaatsvinden op hetzelfde ogenblik.
De stemming over het geheel van een wetsvoorstel wordt niet gehouden
als alle artikelen en geen amendementen werden aangenomen. Op vraag van
parlementsleden die samen 15 stemmen vertegenwoordigen, kan in voorkomend
geval de stemming over het geheel van het voorstel toch nog plaatsvinden.
28. Stemmingen over parlementaire procedures en afwijkingen van de
standaardregels gebeuren op het forum en worden afgesloten zogauw een meerderheid
zich voor of tegen het voorstel heeft uitgesproken of na 48 uur.
VIII. Varia
29. Wanneer een voorstel voorafgaand aan de stemming ervan wordt voorgelegd
aan het Gerechtshof, bezorgt de voorzitter het voorstel aan het Gerechtshof.
De beslissing van het Gerechtshof wordt door de voorzitter gepubliceerd
in het parlementsforum, bij het onderwerp waarop de beslissing betrekking
heeft.
30. Een vraag tot opheffing van de parlementaire onschendbaarheid wordt
verzonden aan de voorzitter, die de vraag publiceert in een nieuw onderwerp.
Het debat over de vraag duurt vijf dagen, waarna gestemd wordt via mail
aan de voorzitter.