Reglement van het Parlement (2 februari 2005)

I. Het voorzitterschap

1. Bij het begin van de legislatuur doet de uittredende ondervoorzitter dienst als voorlopig ondervoorzitter, of bij ontstentenis, door het oudste parlementslid met de grootste anciënniteit.
De voorlopige ondervoorzitter doet tevens dienst als ondervoorzitter wanneer de ondervoorzitter niet beschikbaar is.
2. De voorzitter zal aan het begin van de zitting, en uiterlijk drie dagen na de benoeming van het parlement oproepen om kandidaturen in te dienen voor het ondervoorzitterschap. Drie dagen na opening van de kandidaturen zal de stemming beginnen over het ondervoorzitterschap.
3. De voorzitter handhaaft de orde en waakt over de naleving van het reglement; legt de data van de stemmingen vast; geeft kennis van de beslissingen van het parlement.
De ondervoorzitter neemt de taken van de voorzitter op zich bij diens afwezigheid en spreekt in naam van het parlement en overeenkomstig de wens van het parlement.

II. Het indienen van wetsvoorstellen

4. Elk parlementslid en elk regeringslid kan wetsvoorstellen indienen door een nieuw onderwerp te beginnen op het parlementair forum waar men de tekst van het wetsvoorstel vermeldt, samen met een eventuele verklaring van de redenen voor het voorstel en een uitwerking van wat men beoogt met de afzonderlijke artikelen.
Voorstellen die het parlement heeft verworpen, kunnen niet opnieuw worden ingediend tijdens dezelfde legislatuur.
5. De indiener van een voorstel kan dit voorstel intrekken, ook al is de bespreking reeds begonnen. Indien een ander parlementslid het voorstel overneemt, wordt de bespreking echter verdergezet.

III. De begroting

6. Indien de begroting niet is ingediend door de regering ten laatste 30 dagen voor de aanvang van de begrotingsperiode, staat het de parlementsleden vrij zelf een begroting in te dienen.
7. De begroting wordt steeds prioritair behandeld door het parlement.
8. De ondervoorzitter vraagt de regering of de bevoegde minister om uitleg indien ten laatste 50 dagen na het verstrijken van de begrotingsperiode de eindregeling van de begroting nog niet is ingediend. Het antwoord moet binnen een termijn van zeven dagen worden gegeven op het parlementair forum.

IV. Het parlementair debat

9. Onmiddellijk na de indiening van een wetsvoorstel staat het de parlementsleden vrij over het voorstel te debateren en amendementen in te dienen. Zodra de stemming over een voorstel aanvangt, is het debat gesloten en kunnen er geen amendementen meer ingediend worden.
Na aanvang van de stemming kan elk lid enkel nog een korte verklaring voor een eventuele onthouding afleggen. Een stemverklaring geeft geen reden tot antwoord.
10. Voor elk onderwerp worden principieel vijf dagen voorzien om te debatteren. Indien tenminste twee parlementsleden het noodzakelijk achten, zal de debatperiode tot tien dagen verlengd worden. Indien de voorzitter deze tijd verder wil verlengen tot meer dan tien dagen, moet het parlement hiermee akkoord gaan.
11. In het debat houden de parlementsleden zich aan het onderwerp van het debat. Wijkt een spreker af van het onderwerp, dan roept de voorzitter hem terug tot het eigenlijke onderwerp.
Wijkt een spreker drie keer af bij de bespreking van hetzelfde onderwerp, dan kan de voorzitter verdere tussenkomsten van de spreker laten verwijderen. In voorkomend geval heeft enkel de spreker het recht om zich in ’n korte boodschap te verantwoorden en eventueel een beroep te doen op het parlement om de sanctie ongedaan te maken.
12. Het is altijd toegestaan om te wijzen op het reglement of om een voorstel in te dienen een voorafgaande vraag te stellen aan het Gerechtshof of de senaat.
13. Beschuldigingen van kwade bedoelingen en persoonlijke beledigingen zijn verboden. Het is steeds toegestaan om te antwoorden op een persoonlijk feit. Het antwoord mag niet langer zijn dan tweemaal het persoonlijk feit en mag geen nieuw persoonlijk feit bevatten.
14. Geen buitenstaander mag berichten plaatsen in het parlementair forum. Overtreders stellen zich bloot aan gerechtelijke vervolging. Uitgezonderd zijn die buitenstaanders die op vraag van het parlement deelnemen aan een specifieke discussie of discussies in het parlementair forum. Een buitenstaander is elk individu dat noch een parlementslid, noch een regeringslid.

V. Amendementen

15. Ieder lid heeft het recht amendementen voor te stellen. Amendementen moeten rechtstreeks verband houden met het wetsvoorstel als men een artikel wil toevoegen, of met het artikel dat ze willen wijzigen. De verwijdering van een artikel is geen amendement.
16. Bij elk amendement vermeldt de indiener op welk artikel of amendement ze betrekking hebben, of na welk artikel hij het amendement wenst in te voegen.
17. Na de artikelsgewijze stemming van een wetsvoorstel kunnen geen amendementen op het voorstel meer worden ingediend.

VI. Controlefunctie van het parlement

18. Parlementaire vragen worden nauwkeurig en bondig gesteld en hebben een actueel karakter. Niet ontvankelijk zijn:
- vragen betreffende persoonlijke gevallen;
- vragen die enkel het inwinnen van juridisch advies beogen;
- vragen over een onderwerp waarover reeds een interpellatieverzoek of een wetsvoorstel werd ingediend.
De voorzitter oordeelt over de ontvankelijkheid; het parlement kan desgewenst het oordeel van de voorzitter vernietigen.
19. De regering geeft antwoord op de ontvankelijke vragen binnen een termijn van zeven dagen. Het antwoord geeft geen aanleiding tot debat of tot het indienen van een motie.
Elk parlementslid kan een interpellatie houden naar aanleiding van het antwoord van de regering; het lid geeft in voorkomend geval duidelijk aan dat zijn bericht een interpellatie betreft. De interpellatie wordt ingediend in hetzelfde onderwerp waar de betrokken vraag werd gesteld.
20. Interpellaties kunnen door de voorzitter onontvankelijk verklaard worden indien maximaal twintig dagen eerder reeds een interpellatie werd gehouden over hetzelfde onderwerp. Het parlement kan desgewenst het oordeel van de voorzitter vernietigen.
Aan een interpellatie kan een bijkomende interpellatie worden toegevoegd door een ander parlementslid, op voorwaarde dat de bijkomende interpellatie hetzelfde thema betreft.
21. De regering geeft antwoord op de ontvankelijke interpellaties binnen een termijn van tien dagen. Na het antwoord van de regering kan het parlement nog zeven dagen debatteren over het antwoord. Daarna wordt de discussie gesloten, tenzij er een motie werd ingediend. Een motie kan niet worden ingediend na de sluiting van de discussie.
22. Een motie ligt 24 uur na de indiening voor ter stemming; de stemming wordt enkel opgeschort indien een prioritaire motie wordt ingediend. Volgende moties kunnen worden ingediend naar aanleiding van een interpellatie:
- een motie van vertrouwen;
- een motie van wantrouwen, die ertoe strekt de regering of de bevoegde minister een blaam te geven;
- een motie van aanbeveling, waarin het parlement zich niet uitspreekt over de regering.
Moties van vertrouwen hebben voorrang op moties van wantrouwen, die voorrang hebben op moties van aanbeveling.
Wordt een motie aangenomen, dan vervallen de andere moties met betrekking tot hetzelfde onderwerp.

VII. Parlementaire stemmingen

23. De voorzitter legt voor elk ingediend wetsvoorstel een begin- en einddatum vast om te stemmen. Een stemming duurt in principe vijf dagen en minimaal drie dagen.
Op vraag van een meerderheid in het parlement kunnen de begin- en einddatum van een stemming worden gewijzigd.
Eenmaal de stemming is aangevangen, kan het ogenblik noch de duur van de stemming gewijzigd worden.
24. Het parlement stemt door berichten van de leden op’t forum in het onderwerp waarover gestemd wordt, of door mails van de leden naar de voorzitter.
De eindstemming van een wet en de stemming van een motie gebeurt steeds op het forum.
De artikelsgewijze stemming gebeurt via mail, tenzij de voorzitter of het parlement anders beslist.
Benoemingen of voordrachten worden gestemd via mail.
25. Elk besluit wordt genomen bij volstrekte meerderheid, behalve benoemingen of voordrachten, die geschieden bij relatieve meerderheid.
26. Indien een lid na de beëindiging van een stemming door de mededeling van het resultaat door de voorzitter, verklaart zich vergist te hebben bij de stemming, heeft dit geen gevolgen voor het resultaat van de stemming.
27. De artikelsgewijze stemming en de stemming over het geheel van het wetsvoorstel kunnen niet plaatsvinden op hetzelfde ogenblik.
De stemming over het geheel van een wetsvoorstel wordt niet gehouden als alle artikelen en geen amendementen werden aangenomen. Op vraag van parlementsleden die samen 15 stemmen vertegenwoordigen, kan in voorkomend geval de stemming over het geheel van het voorstel toch nog plaatsvinden.
28. Stemmingen over parlementaire procedures en afwijkingen van de standaardregels gebeuren op het forum en worden afgesloten zogauw een meerderheid zich voor of tegen het voorstel heeft uitgesproken of na 48 uur.

VIII. Varia

29. Wanneer een voorstel voorafgaand aan de stemming ervan wordt voorgelegd aan het Gerechtshof, bezorgt de voorzitter het voorstel aan het Gerechtshof. De beslissing van het Gerechtshof wordt door de voorzitter gepubliceerd in het parlementsforum, bij het onderwerp waarop de beslissing betrekking heeft.
30. Een vraag tot opheffing van de parlementaire onschendbaarheid wordt verzonden aan de voorzitter, die de vraag publiceert in een nieuw onderwerp. Het debat over de vraag duurt vijf dagen, waarna gestemd wordt via mail aan de voorzitter.